LOKALE INFORMATIE
De geschiedenis van Alstätte in het kort
‚Alstede‘ wordt voor het eerst in 1151 in officiële stukken genoemd. De nederzetting behoorde toentertijd tot het kerkdorp Wessum. In 1297 wordt de zelfstandige parochie‚ Heilige Mariä Himmelfahrt‘ in Alstätte voor de eerste keer genoemd. Tot het kerkdorp Alstätte behoorden de buurtschappen Dorf, Kirchspiel, Brook en Waldhaus. In de daarop volgende eeuwen valt Alstätte onder bisschoppelijke jurisdictie ( Gau-Gericht) als ook onder het graafschap „Zum steenernen Krütze“. Door de nieuwe rijksgebiedsindeling in 1803 (Reichsdeputationsausschuss (1803) werd Alstätte tot het koningsgebied Salm-Salm en Salm-Kyrburg gerekend, later hoorde het bij het grondgebied van het Franse keizerrijk en vanaf 1815 bij Pruisen. Rond deze tijd volgde aansluiting van Alstätte bij de gemeente Ottenstein, waar ook het plaatselijk bestuur zetelde. Dit bestuur verhuisde in 1878 naar Alstätte. (Bron: DEK, endgültige Fassung) In 1886 viel ook Wessum onder dit bestuur sinds die tijd is Wessum ook het administratief hoofdkwartier.
In 1879 kreeg Alstätte een postagentschap en een telegraafverbinding met Ahaus. Pas in 1898 kreeg het dorp de eerste straatverbinding met Wessum. Voor deze aansluiting lag Alstätte erg afgelegen en afgezonderd van de buitenwereld. Akkerbouw, veeteelt en het afgraven van de veengebieden waren de belangrijkste inkomstenbronnen voor de inwoners. Desondanks bleven veel heide- en moerasgronden onbenut.
Alstätte werd aan het einde van de tweede wereldoorlog op 22 maart 1945 zwaar getroffen door een bomaanval met als gevolg meer dan 50 dodelijke slachtoffers.
Een ander markant punt in de jongere geschiedenis van Alstätte is de gedwongen indeling bij de gemeente Ahaus in 1974.
Door de geïsoleerde plek heeft zich hier in Alstätte een typisch dialect ontwikkeld. Hier wordt het zogenaamde “Alstätter Sandplatt“ gesproken. Het gebrek aan goede verkeersverbindingen leidde er tevens toe dat men zich voor wat betreft “handel en wandel” steeds meer op Nederland richtte. Dit is tegelijkertijd ook de reden dat er veel familierelaties over de grens ontstonden. Gedurende het Pruisische bewind stond Alstätte bekend als smokkelaarsdorp. De Nederlandse invloed is ook tegenwoordig nog groot en krijgt steeds weer nieuwe impulsen, bijv. doordat veel Nederlanders zich hier nu vestigen vanwege de gunstige huizenprijzen.
Rond de eeuwwisseling werden er op grote schaal drainagesystemen aangelegd. Moerasgebieden, eerder enkel bewoond door moerasvogels, werden omgevormd tot bloeiende weides en vruchtbare akkers. Toen in 1903 de spoorlijn van Ahaus naar Enschede werd geopend, begon voor Alstätte een nieuwe periode. Er werden 2 grote steenbakkerijen en een zuivelfabriek gebouwd. Later kwamen daar nog 2 turffabrieken bij. Na de oorlog vestigden zich verschillende textielbedrijven die echter ook slachtoffer werden van de teloorgang van de textielindustrie in deze regio. Vandaag de dag zijn vooral veel bouwbedrijven en aanpalende commerciële activiteiten belangrijk voor het dorp. Ook ziet men een duidelijke toename van het aantal metaalbedrijven.